Mattheus 27:52-53
Mattheus vertelt ons dat nadat Jezus gestorven was de graven werden geopend en dat veel lichamen van de heiligen die ontslapen waren, na de opstanding tot leven werden gewekt,
“52 en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. 53 En zij gingen uit de graven na zijn (Jezus’) opstanding en kwamen in de heilige stad, waar zij aan velen verschenen.” (Matt 27:52-53)
Laten we dit even goed tot ons doordringen, Jezus stierf en vele heiligen, profeten (bv Jesaja, Zacharia) en heilige mensen van eeuwen geleden, komen plotseling weer tot leven in hun graven, maar ze moesten wachten in hun graven tot na de opstanding van Jezus, om vervolgens de graven te verlaten en in de stad Jeruzalem rondliepen waar ze door veel mensen werden gezien.
Maar wat gebeurde er daarna? Bleven ze leven en gingen ze later nog een keer door een stervensproces? Of gingen ze weer terug naar hun graven om hun rust in de dood weer te hervatten? En waarom is Mattheus de enige evangelist die hier een opmerking over maakt? Het wordt niet benoemt door de andere evangelisten, en ook de geschiedschrijver Josephus en historici zoals Suetonius en Tacitus hebben hier geen melding van gemaakt.
We hebben niet alleen een historisch maar ook een theologisch probleem. Hoe kan je een opstanding uit de doden hebben vóór de opstanding van Jezus? In het nieuwe testament staat dat Jezus als “eersteling” (de eerste vrucht van de oogst) wordt genoemd (1 Kor 15:23), en in het boek Openbaring dat Jezus de “de eerstgeborene uit de doden” is (Openb 1:5)? Een problematische tekst dus, niet alleen vanuit historisch oogpunt en maar ook vanwege het theologische aspect.
Vanuit Historisch oogpunt kunnen we eigenlijk aannemen dat deze zgn. fysieke opstanding niet heeft plaatsgevonden. Laten we dan nu eens kijken of het theologische aspect dat ook kan bevestigen. De gebruikelijke methode hiervoor is de schrift met schrift vergelijken. We kijken daarvoor naar het oude testament en komen uit bij een fascinerende tekst in Ezechiël 37,
“Voorts zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze beenderen zijn het gehele huis Israëls. Zie, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Here Here (Jezus): zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls” (vers 11-12).
Ezechiël profeteert hier o.a. dat de graven zouden worden geopend van heel het volk Israël. Jezus haalde dezelfde woorden aan in Johannes 5,
“25 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven… 28 Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen, 29 en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.” (Joh 5:25,28-29)
In vers 25 spreekt Jezus over het tijdstip (nu, in de tijd van Jezus) dat de doden naar zijn stem zouden horen. En diezelfde doden lagen dus in hun graven, dat gaat niet over fysieke doden en letterlijke graven, maar over de geestelijke doden die in hun (geestelijke) graven (leven onder de wet) lagen. En die zouden tot geestelijk leven komen, als ze de stem van Jezus zouden horen (tot geloof zouden komen). En de geestelijke doden (die niet geloofden) zouden het oordeel over zichzelf afroepen (wie niet in Mij gelooft, is reeds veroordeeld, Joh 3:18).
We lezen ook nog even de volgende twee verzen uit Ezechiël 37 waar bevestigd wordt dat de in hun graven tot geestelijk leven zouden komen,
“En gij zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal mijn Geest in u geven, zodat gij herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en gij zult weten, dat Ik, de Here, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord des Heren.” (vers 13-14).
Deze profetie gaat over de periode na de opstanding en hemelvaart van Jezus ten tijde van de uitstorting van de Heilige Geest in Handelingen 2, en zij die in Jezus geloofden zouden wonen in het geestelijk beloofde land, het nieuwe verbondskoninkrijk.
Als we dan teruggaan naar Mattheus 27:52-53, waar “de graven opengingen en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt” dan zien we hier duidelijk overeenkomsten met Ezechiël 37 en Johannes 5. Mattheus verwijst hier gewoon naar de periode van de uitstorting van de Heilige Geest waar velen tot geloof (geestelijke opstanding) zouden komen en in Jeruzalem zouden verschijnen zoals ook bevestigd door Lucas in het boek Handelingen, “44 En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk;… 46 en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel (Jeruzalem)… 47 en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.” (Hand 2:44-47)