Mattheus 28:18-19
In dit tekstgedeelte lezen we over de zgn. “grote opdracht”, in de christelijke traditie de instructie die Jezus na zijn opstanding gaf aan zijn discipelen,
“18 En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde. 19 Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. (Matt 28:18-19)
Jezus begint de opdracht aan de discipelen met de uitspraak dat Hem alle macht in hemel en op aarde gegeven is. Onder het oude verbond waren de Joodse religieuze leiders Gods zichtbare vertegenwoordigers en hadden zij de leiding (hemel) over Gods volk (de aarde). Maar zoals we lazen had Jezus deze autoriteit zich toegeëigend en gaf Hij dezelfde opdracht weer door aan zijn discipelen: zij werden Zijn zichtbare vertegenwoordigers door Zijn gezag uit te oefenen, zoals Hij zei,
“Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u” (Joh 20:21)
En dan volgt de zgn. “grote opdracht”, en daarover een paar kanttekeningen. Allereerst over het gedeelte “maak al de volken tot mijn discipelen”. Wie zijn “al de volken”? Wordt hier alle volken van de wereld mee bedoeld? Nee, er staat “al de volken”, en daar worden de twaalf stammen (volken) van Israël mee bedoeld. In eerste instantie was Jezus gekomen voor Zijn volk (Israël) om hun te verlossen van hun zonden (Matt 1:21), en Hij zou Zijn volk Israël weiden (Matt 1:6). Op diverse plekken in de evangeliën vinden we dat Hij was gekomen voor de verloren schapen van het huis Israël (12 stammen), en ze zouden allemaal horen naar Zijn stem en het zou “worden één kudde, onder één herder (Jezus)”, de beide huizen van Israël weer bij elkaar onder een nieuw verbond zoals ook bevestigd in de Hebreeën brief (Hebr 8:8-13).
Vervolgens lezen dat de discipelen de opdracht kregen om deze volken tot Zijn discipelen te maken en ze te dopen in de naam van de Vader, en de Zoon en de Heilige Geest. Eerst even over het dopen… waarom zei Jezus dat de volken gedoopt moesten worden? Als we de zgn. “grote opdracht” in andere evangeliën lezen (Marcus 16:14-18; Lucas 24:46-49; Joh 20:19-23; Hand 1:4-8) komen we de doopformule niet tegen, behalve dan in Marcus 16, maar die kunnen we niet meerekenen omdat dit betreffende tekstgedeelte (9-20) tussen haakjes staat, d.w.z. het ontbreekt in de oudste geschriften van het nieuwe testament, m.a.w. ze zijn later toegevoegd. Daarnaast doopte Jezus zelf niet, en gaf Hij de discipelen daar ook geen onderwijs over. Ook Paulus was niet gezonden om te dopen maar om het evangelie te verkondigen (1 Kor 1:17).
En dan de formule zelf, dopen “in de naam des Vaders en des Zoons en de Heiligen Geest”. We komen deze uitspraak nergens anders tegen in rest van het nieuwe testament. M.a.w. waarom zou Jezus deze opdracht aan de discipelen hebben geven, terwijl dezelfde discipelen (later als apostel) deze opdracht nooit hebben uit gevoerd? En is er ooit wel eens een opdracht gegeven of uitspraak gedaan “in de naam van de Heilige Geest”? Dat is niet het geval. Zou het dan kunnen zijn dat deze tekst ooit is aangepast om een ritueel te rechtvaardigen? Rituelen hebben een doel, maar zijn nooit bedoeld om deel te zijn van een geestelijk proces. De vraag is eigenlijk, kunnen de traditionele woorden (Vader, Zoon en Heilige Geest) eigenlijk wel worden beschouwd als de werkelijke woorden van Jezus?
Laten we eens kijken naar de vroegste citaten van de oorspronkelijke tekst. En die zijn afkomstig van Eusebius van Caesarea (260-340), die toegang had tot veel oudere manuscripten dan die nu bestaan. Eusebius citeerde Mattheus 28:19 vele malen in zijn geschriften, waarin hij onthulde dat Jezus de apostelen opdroeg alleen maar zijn Naam te gebruiken. En in die oude manuscripten vinden we dan een feitelijk citaat van de woorden van Jezus in vers 19,
“Gaat dan henen, en maak discipelen van al de volken in ‘mijn naam’, en leert hen onderhouden, al wat ik u geboden heb.”
In deze veel oudere formule is geen sprake van een waterdoop, en ook de drie-eenheid wordt daar niet in genoemd: ze zijn door de kerk later toegevoegd. Daarnaast komt deze tekst ook het meest overeen met de “grote opdracht” zoals ook verwoord door de andere evangelisten.
De rituelen van het doopwater (eigenlijk wassingen) waren erg belangrijk voor de Joden en een onuitwisbaar onderdeel van hun wettelijke rituele reinigingsvoorschriften, waar ook Jezus (als Hogepriester) aan moest voldoen (Matt 3:15). Het is meer dan veelzeggend dat Jezus zelf niet doopte. Hij had een veel hoger doel, zoals Johannes de Doper dat benadrukte,
“deze is het, die met de Heilige Geest doopt.” (Joh 1:33; Matt 3:11)
Het ging Jezus om de geestelijke geboorte zoals Hij Nikodemus uiteenzette,
“tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het koninkrijk niet binnengaan.” (Joh 3:5)
En ook hier gaat het niet over de waterdoop, maar is water een beeld van het levende Woord zoals we kunnen lezen in Ezechiël 36,
“Ik zal rein water (het levende Woord) over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste;” (vers 25-26)
e.e.a. bevestigd door Hebreeën 10,
“met een hart dat door besprenging (van het levende woord) gezuiverd is” (vers 22)
Maar als we dan toch willen vasthouden aan de hedendaagse tekst zoals we die lezen in de HSV, bedenk dan dat als we het woord “dopen” tegenkomen in de bijbel, we niet onmiddellijk moeten denken aan het onderdompelen van iemand onder water. Het betekent namelijk ondergedompeld worden, overwonnen of volledig geïdentificeerd worden met iets of iemand. En nu kunnen we het vers ook als volgt lezen,
“Ga dan heen, en maak alle volken tot mijn discipelen, en identificeer hen volledig met de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matt 28:19).
De doop in de Heilige Geest dus…