Mattheus 12:38-43
Daar lezen we het volgende,
“Toen antwoordden Hem enige der schriftgeleerden en Farizeeën en zeiden: Meester, wij zouden wel een teken van U willen zien. 39 Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet. 40 Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten. 41 De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier. 4 2De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.” (Matt 12:38-43)
De Schriftgeleerden en de farizeeërs wilden een teken zien. Echter tekenen werden alleen gegeven aan degenen om hun geloof te bevestigen, maar geweigerd aan hen die tekenen eisten om hun ongeloof te verontschuldigen. Het teken van de profeet Jona was het grote bewijs dat Jezus de Messias was. Zoals Jona drie dagen en drie nachten in de walvis vertoefde en er levend uit kwam, zo lang zou ook Jezus in het graf blijven om daarna uit de dood op te staan. Daarna volgt de tekst,
“De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier.” (vers 41)
Laten we eens kijken naar de mannen van Nineve. De onwillige profeet Jona kwam uiteindelijk naar Nineve na zijn ontmoeting met God in de buik van de vis (Jona 1 en 2). God had tegen Jona gezegd, ga naar de grote stad Ninevé en predik tegen haar, “want haar boosheid is voor mijn aangezicht opgestegen” (Jona 1:2). Maar God gaf deze slechte mensen een kans. Hij stuurde Jona om ze te waarschuwen. Terwijl Jona door deze grote stad liep, riep hij de boodschap van Gods komende oordeel over hen uit:
“Nog veertig dagen en Nineve zal ondersteboven gekeerd worden” (Jona 3:4).
Tot ongenoegen van Jona reageerde de stad op deze boodschap, en op bevel van de koning kreeg de stad de opdracht om zich in rouw te dompelen,
“wie weet, God mocht zich omkeren en berouw krijgen en zijn brandende toorn laten varen, zodat wij niet te gronde gaan.” (Jona 3:9)
En dat deed God,
“Toen God zag wat ze deden, hoe ze zich bekeerden van hun boze weg, berouwde het God over het kwaad dat Hij gedreigd had hun te zullen aandoen, en Hij deed het niet.” (vers 10)
God breidde Zijn genade en barmhartigheid uit naar deze goddeloze stad en behoedde hen voor de totale vernietiging die ze eigenlijk hadden verdiend. Wat zegt dit verhaal ons? De mensen in de tijd van Jona bekeerden zich, maar de Joden die in de tijd van Jezus deden dat niet, zij hoorden de boodschap van Jezus (God) zelf maar verwierpen de oproep tot bekering. Veertig jaar lang (als tegenbeeld van de veertig dagen van Nineve) kregen ze de mogelijkheid om zich te bekeren, maar ze kozen ervoor om Hem in plaats daarvan te doden en
“sommigen van Zijn volgelingen te kruisigen, te doden, anderen te geselen in hun synagogen en ze te vervolgen van stad tot stad.” (Matt 23:34)
Zij riepen het oordeel over zichzelf af en ondergingen de gevolgen daarvan. De zonde van het “boze en overspelige geslacht” (vers 39) was een openlijk afwijzing van de “vleesgeworden Zoon van God” en in het geestelijke oordeel (dat tegelijk zou plaatsvinden met het fysieke oordeel 70 NC) zouden de mannen van Nineve tegelijk opstaan met dit verdorven geslacht en het veroordelen. Veroordelen betekent hier niet een oordeel uitspreken maar de bekering van de mannen van Nineve werd aangevoerd als bewijsvoering van het tenlastegelegde: het afwijzen van de Jezus als de Zoon van God. De mannen van Nineve zouden de Joden beschamen omdat zij zich niet bekeerden.
Hetzelfde geldt voor de koningin van het Zuiden, de Koningin van Seba (1 Kon 10:1); Seba een stad in een ver land, vermoedelijke in Arabië of Ethiopië, die roemrijke daden van God zouden verkondigen,
“Een menigte kamelen zal u overdekken, jonge kamelen van Midjan en Efa; uit Seba zullen zij allen komen; goud en wierook zullen zij aanbrengen en de roemrijke daden des Heren blijde verkondigen.” (Jes 60:6)
Zij kwam van heel ver om de wijsheid van Salomo te horen, maar de Joodse religieuze leiders in die tijd wilden niet luisteren naar een Jodengenoot die notabene uit Nazareth kwam maar die “veel meer dan Salomo” was. In plaats daarvan verwierpen, minachtten en lasterden zij Hem. De koningin van Seba, een heidense vrouw die in een vreemd en ver land woonde, haar eigen koninkrijk zou verlaten om naar Jeruzalem te gaan om de van God gegeven wijsheid van Salomo te horen, dat zou als getuigenis gebruikt worden in het komende geestelijke oordeel dat de afvallige Joodse leiders zouden ondergaan, dat 70 na Christus tegelijk met het plaatselijke oordeel zou plaats vinden. De koningin van Seba zou de Joden beschamen omdat ze Zijn hemelse wijsheid niet wilden horen en niet in Hem wilden geloofden…