De wijze en de dwaze maagden

Mattheus 25:1-13
Als we bij hoofdstuk 25 van Mattheüs komen, hebben we nog steeds te maken met de ononderbroken toespraak die Jezus tot Zijn discipelen hield. In deze gelijkenis vervolgt Hij zijn verhaal over de tijd van Zijn wederkomst en van de noodzaak om klaar te zijn voor die gebeurtenis. Het openingswoord “dan” is belangrijk. Ten eerste is het een schakel die het vorige hoofdstuk en dit hoofdstuk met elkaar verbindt. Er was geen onderbreking in de toespraak van Jezus, zoals blijkt uit een vergelijking van de volgende teksten uit hoofdstuk 24 en 25,

“Waakt dan, want gij weet niet op welk uur uw Heer komt.” (Matt 24:42);
“Wees daarom ook gereed, want de Zoon des mensen komt op een uur dat u niet verwacht.” (Matt 24:44); “Waakt dan, want gij weet noch de dag, noch het uur waarin de Zoon des mensen komt.” (Matt 25:13)

Alle drie beklemtonen de noodzaak om te allen tijde voorbereid te zijn op de komst van de Bruidegom, Jezus Christus. Het woord “dan” verschaft ook de sleutel tot de interpretatie. Wanneer zal het Koninkrijk der hemelen zijn als tien maagden? Wanneer Hij komt bij de voleinding van het tijdperk. De vorige gelijkenis van het huisgezin dat wachtte op de “heer des huizes” (Matt 24:45), deze van “de tien Maagden” en de volgende van “de Talenten” (Matt 25:14-30), behoren allemaal tot dezelfde periode. Ze spreken over de tijd tussen de hemelvaart en de wederkomst in 70 na Christus. Alle drie de gelijkenissen spreken over een afwezige Heer, die na een periode weer terugkeert om af te rekenen met degenen die tijdens Zijn afwezigheid met bepaalde verantwoordelijkheden werden achtergelaten.

Jezus richt zich in de eerste plaats op degenen die op de bruidegom wachten. De bruiloft in deze gelijkenis is een Joodse bruiloft, waar de bruidegom een belangrijk figuur is. We lezen over de tien jonge maagden die op de komst van de bruidegom wachtten,

“1 Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. 2 En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. 3 Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie; 4 doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen. 5 Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. 6 En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet!” (Matt 25:1-6)

“Dan zal het koninkrijk der hemelen…” De uitdrukking “Koninkrijk van God” en “Koninkrijk der hemelen” komen overeen met wat Daniël zegt over het koninkrijk,

“Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid,” (Dan 2:44).

Daniël had voorspeld dat er een tijd zou komen waarin het eeuwige koninkrijk zou worden opgericht, dat voor eeuwig zal bestaan. Het koninkrijk van God of het koninkrijk der hemelen is eenvoudig het domein van Gods autoriteit over het hart en leven van de mensen. “zal worden vergeleken…” Dit betekent dat wanneer de Zoon des mensen terugkeert om te oordelen, het zal zijn zoals het was in het geval van tien maagden in een huwelijksceremonie. Het gaat namelijk nog steeds over de vragen van de discipelen m.b.t. de verwoesting van de tempel, de wederkomst en het einde van het Mozaïsche tijdperk.

M.b.t. de Joodse bruiloft: Zo’n bruiloft bestond uit drie fases, een ontmoetingsfase met de ouders, een verlovingsfase en tot slot de bruiloft. En tussen die fases zat vaak een tijdsbestek van een paar jaar. De laatste fase, de bruiloft speelde zich meestal ’s nachts af, tevens het moment dat het contract werd getekend. En we praten hier in de gelijkenis over de laatste fase en gaat over: ben je klaar voor het bruiloftsfeest, want Jezus kon elk moment terugkomen. Het gebruik onder de Joden was dat de bruidegom ’s avonds naar het huis van de bruid ging, waar zij bediend werd door haar bruidsmeisjes. De bruid wist niet het precieze tijdstip wanneer de bruidegom zou komen. Zij wist dat hij omstreeks het einde van de verlovingstijd zou komen, maar dag, nacht of uur waren haar niet bekend. In elk geval moest zij gereed zijn. Als bleek dat de bruidegom in aantocht was, gingen die bruidsmeisjes de bruidegom tegemoet om hem en de genodigden met hun lampen te vergezellen naar de bruiloftszaal en vervolgens de deur achter hun werd gesloten. De bruidsmeisjes zijn de 10 maagden die in de gelijkenis worden genoemd. Zij waren in afwachting van de bruidegom. Wie zijn de 10 maagden eigenlijk? We kijken even wat Paulus over een maagd schrijft,

“Want met een ijver Gods waak ik over u, want ik heb u verbonden aan één man, om u als een reine maagd voor Christus te stellen.” (2 Kor 11:2)

De maagden waren de gebruikelijke metgezellen van de bruid, de gelovigen, de gemeente van Jezus Christus. Net als in de vorige gelijkenis van het huisgezin dat wachtte op de afwezige Heer des huizes, is deze gelijkenis duidelijk bedoeld om degenen te beschrijven die leefden tussen de hemelvaart en de wederkomst van Jezus. Jezus wist dat er een tussenliggende periode zou zijn en Hij beschrijft d.m.v. deze drie gelijkenissen wat Hij bedoelt met zijn gebod: “Waakt” Het waken betreft hier dat je het Woord van God begrijpt en gehoorzaamt, zoals we in de vorige aflevering hebben gezien. Deze gelijkenis benadrukt de noodzaak om voorbereid te zijn, ook al zou het nog een poos duren… Er waren vijf dwaze en vijf wijze maagden. In bijna alle dingen leken ze op elkaar, ze waren allemaal van plan om hem te ontmoeten en te begeleiden, ze hadden allemaal lampen, kruiken en olie. Verder hadden ze allemaal een gevoel van verwachting. En toen het wat te lang duurde, gingen ze allemaal slapen… In elk van de gelijkenissen is sprake van een lang uitstel voor zijn wederkomst zoals we zien in vers 5,

Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in.” en vers 19, “En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen”.

Maar de duur van het uitstel in deze gelijkenissen betreft geen uitstel van 2000 jaar zoals men ons wil doen geloven – de twee “heren” die op reis gaan in Mattheus 24 en 25 keren terug naar dezelfde mensen die ze hebben achtergelaten. De maagden worden slaperig in de schemering en de bruidegom keert middernacht terug (vers 6), daar kunnen we zo maar 2000 geen jaar van maken!

We lezen nu de rest van het verhaal over de wijze en dwaze maagden,

“Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. 8 En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. 9 Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. 10 Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. 11 Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! 12 Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. 13 Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.” (Matt 25:7-13)

Het wezenlijke verschil tussen de wijzen en de dwazen lag in het feit dat de wijzen extra olie hadden. Zij hadden een extra voorraad meegenomen en daarom konden zij het onverwachte uitstel van de bruidegom opbrengen. Wat is de betekenis van de olie? Velen zien de olie als een symbool van de Heilige Geest. Maar beide groepen hadden olie en bij de dwaze raakte de olie op. Hadden de dwaze maagden dan geen Heilige Geest meer? Hoe kan olie verwijzen naar de Heilige Geest? Kunnen we ineens minder Heilige Geest hebben of helemaal niet meer? De Heilige Geest is een persoon, die kan je niet meer of minder hebben.

Het thema van deze gelijkenis draait om het uitstel van de bruidegom. De dwaze maagden hadden niet vergeten olie mee te nemen, maar het uitstel van de bruidegom laat zien dat ze gewoon niet genoeg hadden meegenomen. Olie is slechts een element in dit verhaal dat laat zien dat de dwaze maagden niet voorbereid waren op het uitstel en zo de vreugde van het bruiloftsfeest niet zouden meemaken. Het is het voorbereid zijn die de wijzen onderscheidt van de dwaze maagden. De vijf dwaze maagden verwachtten waarschijnlijk dat de bruidegom heel snel zou komen; zij hadden dus geen voorzieningen getroffen voor mogelijk uitstel. De wijze maagden wisten dat de tijd van Zijn komst onzeker was en daarom hadden ze zich voorbereid op uitstel.
Jezus zegt niet waarom, maar duidelijk is dat de meisjes niet zonder licht konden op het bruiloftsfeest konden komen (vers 10). Toen de bruidegom kwam, gingen alleen degenen die gereed ofwel voorbereid waren naar binnen,

“Daarom, weest ook gij (voor)bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.” (Matt 24:44) en dezelfde woorden in hoofdstuk 25,
“Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.” (vers 13).

Het mag duidelijk zijn dat het idee in deze gelijkenis hetzelfde is als die we in het vorige hoofdstuk zagen. Niet waken zou de gelovigen uit de eerste eeuw duur komen te staan. Het zou hun het leven kosten…

“26 En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: 27 zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde. 28 Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. 29 Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen. 30 Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt. 31 Wie op die dag op het dak zal zijn, terwijl zijn huisraad in huis is, ga niet naar beneden om het te halen, en wie in het veld is evenzo, hij kere niet terug. 32 Denkt aan de vrouw van Lot! 33 Ieder, die zijn leven zal trachten te behouden, die zal het verliezen, maar ieder, die het verliezen zal, die zal het behouden.” (Lucas 26:26-33)

Ze moesten voorbereid zijn om Jeruzalem te ontvluchten in het licht van Zijn komst. Dit is de strekking van deze gelijkenis. We zien hier ook weer de gedachte dat ze de dag of het uur van zijn komst niet kenden en daarom altijd moesten waken. Met de bruidegom wordt Jezus bedoeld; en net als de komst van de bruidegom in deze gelijkenis, zo zou ook Zijn komst plotseling en abrupt zijn, met grote gevolgen voor degenen die niet voorbereid waren. We zien trouwens hier dat het huwelijk van Jezus Christus (de bruidegom, vers 10) samenvalt met Zijn wederkomst. En dit komt weer overeen met Openbaring 19 waar Zijn huwelijk verbonden is met de val van het grote Babylon (“de stad waar de Here werd gekruisigd”, Openb 11:8). De tijd van de verwoesting van Jeruzalem, was de tijd van Zijn wederkomst en dus de tijd van Zijn huwelijk.

We hoeven niet te zoeken naar de geestelijke betekenis van de olie, het slapen, de kruiken en de lampen; het gaat over het voorbereid zijn om de bruidegom te ontmoeten. De gelijkenis was ook niet bedoeld voor hen die zich niet hadden voorbereid op komst van Jezus, maar bedoeld voor hen die zich niet voldoende hadden voorbereid. Wat was het wat hen dwaas maakte? Ze waren niet voorbereid op de wederkomst, omdat ze in plaats van trouw te blijven aan de leer van de apostelen, terugkeerden naar het leven onder het oude verbond en dus leven naar de wet. Tegen het einde van de overgangsperiode keerden velen zich van het geloof af, de vervolging en beproevingen zorgden ervoor dat ze afvielen, zoals ook voorspeld door Jezus die zei,

Maar zal de Zoon des mensen, als Hij komt, wel het geloof op de aarde vinden?” (Lucas 18:8).

Ze keerden terug naar het Joodse religieuze systeem en werden zo vernietigd in de Joodse oorlog; met de omsingeling van Jeruzalem werd de deur werd gesloten.
De Judaïsten waren voortdurend bezig de christenen erop te wijzen zich de Joodse wetten te houden. Paulus waarschuwde hier vaak voor, bijvoorbeeld in zijn brief aan de Galaten,

“O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?” (Gal 3:1-3)

De Christenen werden hier onder druk gezet om zich te laten besnijden en het zo oude met het nieuwe te vermengen en de ceremoniële wetten aan het evangelie toe te voegen. Ze waren begonnen in de Geest, maar keerden nu terug naar de wet die dwaas was en hen niet echt waakzaam zou maken. De schrijver van de Hebreeën brief waarschuwde daar ook al voor,

“Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten. Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbehagen.” (Hebr 10:35-38)

Jezus zou komen binnen een korte tijd, binnenkort dus, en Paulus waarschuwde hen om te blijven geloven, om niet te verzaken want dat zou hun leven kunnen kosten. Jezus had zijn discipelen verteld dat hij nog tijdens hun leven zou komen, maar ze wisten de dag of het uur niet, dus moesten ze altijd waakzaam zijn. Degenen die wijs waren, zouden voorbereid zijn op Zijn komst en zouden zo ontsnappen aan de verwoesting van de stad, en zich verheugen in een leven onder het nieuwe verbond. Als ze dwaas waren en niet op zouden letten, zou hij voor hun onverwachts komen en waarbij ze hun leven zouden verliezen. Deze gelijkenis van de tien maagden werd aan christenen uit de eerste eeuw gegeven. Zij moesten waakzaam zijn en gereed zijn voor Zijn komst. De toepassing voor ons is te vinden in het universele principe dat gelovigen die het Woord van God kennen en gehoorzamen, gezegend worden, en zij die niet gehoorzaam zijn aan de principes van het Woord van God zelf de gevolgen daarvan zullen ondervinden, zoals Jezus verwoorde in de Bergrede,

“Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest. En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot.” (Matt 7:24-27)

Het gaat hier om gehoorzaamheid aan het onderwijs van Jezus. Wanneer je je huis op rotsen bouwt (leeft in gehoorzaamheid), zullen de stormen van het leven het niet beïnvloeden, maar wanneer je op het zand bouwt (en leeft in ongehoorzaamheid), zullen de stormen van het leven je huis doen instorten. Wijsheid wordt gelijkgesteld met gehoorzaamheid en dwaasheid met ongehoorzaamheid.

Wij hoeven niet meer uit te kijken naar Zijn komst, maar mogen leven naar Zijn Woord en daarin het voorbeeld van Jezus volgen…