Inleiding

Mattheus
De titel van het eerste boek van het Nieuwe Testament is in de meeste manuscripten “Evangelie volgens Mattheüs”. Er is slechts één goed nieuws over het grote werk dat God door zijn Zoon, de Here Jezus Christus had volbracht. Maar in Zijn wijsheid waren er vier verschillende mannen nodig om dit nieuws van redding in geschreven vorm aan de wereld bekend te maken: Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes. Zoals in de meeste boeken van de Bijbel, wordt de naam van de auteur niet genoemd in het evangelie van Mattheüs. Maar vanaf het begin bevestigt de christelijke traditie dat de apostel Mattheüs de auteur van dit evangelie is.

Naam
De naam van de auteur, Mattheüs, staat op alle lijsten van namen van de apostelen op de zevende of achtste plaats (Matt 10:2-4, Markus 3:16-19, Lukas 6:13-16, Hand 1:13). Alle drie de synoptische evangeliën – zo genoemd vanwege hun gelijkenis – vertellen ons over zijn roeping (Matt 9:9, Markus 2:13, Lukas 5:27). Terwijl Lukas hem bij deze gelegenheid “Levi, de tollenaar” noemt en Markus “Levi, de zoon van Alfeüs”, wordt hij alleen in zijn evangelie “Mattheüs” genoemd.

Datum schrijven
Het evangelie bevat geen details over het exacte tijdstip van schrijven, daarom lopen de meningen daarover sterk uiteen. Terwijl sommige onderzoekers geloven dat het evangelie is geschreven na de verwoesting van Jeruzalem (70 NC), denken anderen dat er geen feiten zijn die dit ondersteunen, en zij dateren het ergens tussen 60-70 NC. De kerkvader Irenaeus (ca 140-202 NC) verwijst naar het evangelie van Mattheüs als zou dat rond 61-66 NC is geschreven zijn.

Doel van schrijven
Het evangelie volgens Mattheüs is het meest gedetailleerde en, qua formaat, duidelijkste van alle vier de evangeliën vanwege een duidelijke schakel tussen het oude en het nieuwe testament. Het evangelie van Mattheüs is geschreven aan de Joden en bevat zo’n zestig citaten uit het Oude Testament. Dingen die gebeurden in het leven van de Heer Jezus worden veertien keer expliciet beschreven als vervullingen van profetieën van het Oude Testament.
Het doel van de Heilige Geest in dit evangelie wordt al in het eerste vers duidelijk gemaakt: Jezus Christus is de Zoon van David en de Zoon van Abraham, en daarom de Messias, de rechtmatige beloofde Koning van Israël die alle profetieën van het oude Testament zou vervullen. In totaal wordt de Here Jezus acht keer de “Zoon van David” genoemd.
In nauw verband hiermee staat nog een belangrijk kenmerk van het evangelie van Mattheüs: de veelvuldige vermelding van het Messiaanse koninkrijk, dat vijftig keer wordt genoemd. Terwijl het op andere plaatsen meestal het “koninkrijk van God” wordt genoemd, noemt Mattheüs het tweeëndertig keer “koninkrijk der hemelen”; slechts vijf keer wordt de uitdrukking “koninkrijk van God” gebruikt.
In de tweede helft, vanaf hoofdstuk 13, wordt de dienst van de verworpen Koning beschreven, die nu niet alleen beperkt is tot Israël, maar ook de heidenen volken omvat. Het is in dit deel dat de gemeente van God voor het eerst bij naam wordt genoemd in de Bijbel (Mattheüs 16:18; vgl. 1 Korintiërs 12:13).
De bediening van Christus eindigt met zijn lijden en dood, maar ook met zijn opstanding en de uitzending van de apostelen. Mattheüs vermeldt niet de hemelvaart van de Here naar de hemel.
De structuur van het evangelie wordt onderstreept door de vijf grote preken van Christus:

  • De zogenaamde Bergrede (Mattheus 5-7)
  • Uitzending twaalf discipelen (Mattheus 10)
  • De gelijkenissen van het koninkrijk der hemelen ( Mattheus 13)
  • Verschillende principes voor persoonlijk en collectief gedrag gelovigen (Mattheus 18)
  • Over het einde der tijden en lot Israël tot aan zijn wederkomst (Mattheus 23-25)

Over einde der tijden
In Zijn genade had God door de hele geschiedenis van Israël profeten naar zijn volk gestuurd en van het begin tot het eind heeft Israël Gods woord verworpen en de profeten mishandeld.
De slechte behandeling van de profeten door Israël bereikte een climax in de moord op Gods eigen Zoon, zoals Jezus al in zijn gelijkenis in de rechtvaardige pachters voorspelde (Matt 21:33-46). Aan zijn publiek vroeg Hij: “wanneer dan de heer van de wijngaard komen zal, wat zal hij met die landbouwers doen?” Toen de Joden antwoord gaven op de vraag van Jezus, spraken zij hun eigen veroordeling uit. De wijngaard (het Koninkrijk) zou inderdaad van hun worden afgenomen. De Here zou komen om hen te vernietigen en de wijngaard aan gehoorzame arbeiders te geven, die Hem de vrucht zouden leveren die Hem toekwam. Het Koninkrijk zou van de Joden afgenomen en aan een ander volk gegeven worden.

Van alle evangeliën is het evangelie van Mattheus het meest eschatologisch ingesteld. Mattheüs had, net als alle volgelingen van Jezus, geen ervaring uit de eerste hand van het einde der tijden. Om die reden neemt hij zijn toevlucht tot de vele gelijkenissen van Jezus om het uit te beelden.
Heel Mattheüs werkt naar climax, vanaf Johannes de Doper die het oordeel aankondigt (bijl ligt aan wortel der bomen) tot aan de beschrijving  van de uitvoering daarvan in hoofdstuk 24. De generatie van Jezus zou de maat volmaken van de goddeloosheden van hun vaders en zouden Gods oordeel ondergaan voor al het rechtvaardige bloed vergoten vanaf Abel tot aan Zacharia (Matt 23).

“Dit geslacht zal niet voorbij gaan voordat dit alles geschied is.” (Matt 24:34)