Komst Zoon des mensen

Mattheus 16:27-28
In Mattheus 10 hebben we gezien dat Jezus de 12 discipelen vertelde dat ze niet alle steden zouden zijn rondgekomen voordat de Zoons des mensen terug zou komen. We hebben hier dus een duidelijke tijdsreferentie over wanneer de wederkomst zou plaats vinden. Ook het volgende tekstgedeelte uit Mattheus 16 wijst in dezelfde richting,

“Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder (de 12 stammen) vergelden naar zijn daden. Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid.” (Matt 16:27-28)

Over welk tijdstip spreken we eigenlijk en wanneer zou Jezus komen in Zijn koninkrijk? Het is binnen het leven van degenen tot wie Hij sprak: de discipelen (zie vers 24). En dat zou gebeuren op hetzelfde moment wanneer Hij zou

“komen in de heerlijkheid van Zijn Vader met Zijn engelen om een ieder te vergelden naar zijn daden”. (Matt 16:27)

En dit kan niet verwijzen naar de verheerlijking op de berg in Mattheus hoofdstuk 17 zoals sommige bijbelleraars ons willen doen geloven, omdat dit een tijd zou zijn waarin Hij zou komen “met Zijn engelen” maar ook “een ieder zou vergelden naar zijn daden”. (vers 27) Dit kan dus niet verwijzen naar de verheerlijking op de berg, en ook niet naar Pinksteren (Hand 1) maar wel naar Zijn wederkomst zoals blijkt uit Openbaring 22,

“Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is.” (Openb 22:12)

Dit komt precies overeen met vers 27, “Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden“. Het woord “komen” is het Griekse woord “mello”, wat letterlijk betekent, “op het punt staat te komen”. Het woord wordt voornamelijk gebruikt om een ophanden zijnde komst van een gebeurtenis aan te geven, hier dus de wederkomst van Jezus.

Volgens de woorden van Jezus zou Hij ook nog tijdens het leven van Zijn discipelen, “een ieder vergelden naar zijn daden”. Wanneer is dit gebeurd? Bij de wederkomst zoals we lezen in Mattheus 25,

“Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken (de 12 stammen) zullen vóór Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af.” (Matt 25:31-34)

Het eerste gedeelte komt naadloos overeen met Mattheus 16:27. Het Koninkrijk zou in volheid komen na de liquidatie van het Joodse religieuze oude verbondsbolwerk tijdens de verwoesting van Jeruzalem en de tempel 70 NC. In deze tijd zouden de rechtvaardigen worden beloond en de goddelozen geoordeeld,

“Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is.” (Matt 25:41)

Met de duivel en de engelen wordt hier het verdorven Joodse religieuze bolwerk met hun leiders bedoeld. Door heel het evangelie van Mattheus heen waarschuwde Jezus de Joden voortdurend voor het over hun komende oordeel vanwege hun afvalligheid. Bijna alle gelijkenissen gaan over het koninkrijk van God of de vernietiging van Jeruzalem en de tempel, vanwege hun afwijzing van dat koninkrijk, in de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters,

“Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt.” (Matt 21:43)
en in de gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal,
“En de koning werd toornig, en hij zond zijn legers uit en verdelgde die moordenaars en stak hun stad in brand.” (Matt 22:7)

Ook in het oude testament werd met de voorspelde verwoesting van Jeruzalem, het koninkrijk van de Messias aangekondigd,

“Zie, er komt een dag voor de Here, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. Dan zal de Here uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg; zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die vóór Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts; en gij zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, gij zult de vlucht nemen, zoals gij de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem.” (Zach 14:1-5)

Op de “dag des Heren” wordt Jeruzalem verwoest en komt de Here met Zijn heiligen staat er. Daniel voorspelde ook de verwoesting van Jeruzalem,

“En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.” (Daniel 9:26)

Jezus bleef hun waarschuwen voor het komende oordeel, vanwege hun afwijzing van de Messias. In het volgende vers zien we een duidelijke verwijzing naar de verwoesting van Jeruzalem in 70 NC,

“Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.” (Matt 23:37-38)

Met het “huis” verwees Hij Jeruzalem en de tempel. In de Griekse vertaling staat voor “overgelaten” het woord “eremos” wat “woestijn, desolaat of wildernis” betekent. Petrus verwoorde het zo,

“Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint het huis Gods” (1 Petrus 4:17).

Zoals bevestigd door de geschiedenis werden de stad en de tempel beide verwoest in het jaar 70 NC.

De discipelen geloofden ook dat de komst van de Messias gelijktijdig zou plaats vinden met de vernietiging van de stad en de tempel. Na het uitspreken van het oordeel over het volk Israël aan het einde van Mattheus 23, verlaten Jezus en Zijn discipelen de tempel. Even later vertelt Jezus de discipelen dat de tempel volledig zou worden vernietigd,

“En Jezus ging de tempel uit en vertrok. En zijn discipelen kwamen tot Hem om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Ziet gij dit alles niet? Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.” (Matt 24:1-2)

Vervolgens vroegen de discipelen,

“Zeg ons wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld?” (Matt 24:3)

Dit zijn geen afzonderlijke vragen die kunnen worden onderverdeeld in verschillende tijdsgebeurtenissen. Het ging de discipelen maar om één ding, en dat was de verwoesting van de tempel. En met de verwoesting van de tempel verbonden zij de komst van de Messias en het einde van het tijdperk,

“Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden. Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke waardigheid.” (Matt 16:27-28)

Conclusie: We kunnen niet zomaar teksten splitsen, het is alles of niets. Of Jezus heeft dit complete tekstgedeelte vervuld en Zijn komst heeft plaats gevonden of anders leven een aantal van de discipelen nog. M.a.w. als Jezus nog niet is gekomen, dan moeten er nog een aantal discipelen in leven zijn – en andersom, als de discipelen niet meer leven, dan moet Jezus al zijn teruggekeerd…