Dubbele vervulling profetieën

Mattheus 1 en 2
Eerst even over Hermeneutiek: één van de regels van de hermeneutiek is dat we het belang van de originele toehoorders in het oog moeten houden en kijken hoe zij hun deze teksten begrepen. Dus als God tegen Israël spreekt, doet Hij dat in voor Israël verstaanbare taal, vol metafoor en allegorie, en in hoge mate apocalyptisch, maar ook in voor hun begrijpelijke tijdsaspecten en daarin is spoedig – spoedig, nabij – nabij, weldra – weldra, 40 jaar – 40 jaar, 70 jaar – 70 jaar, 490 jaar – 490 jaar, etc., etc…Want als we tijdsuitdrukkingen niet meer serieus nemen, overal maar 1000 jaar is als één dag voor invullen, dubbele profetieën naar willekeur toe gaan passen, de bijbel letterlijk lezen, allegorie en metafoor gewoon negeren, net doen of de toehoorders niet bestaan en maar blijven denken dat de bijbel aan ons geschreven is in onze taal, dan kunnen we alle kanten op. En dat zal ongetwijfeld Gods bedoeling niet zijn…

En dan nu het evangelie van Mattheus, een boek geschreven aan de Joden met het doel om Jezus te presenteren als de koning en Messias van Israël. Mattheus citeert meer dan 60 keer uit de profetisch teksten van het oude testament en laat zien hoe Jezus die in vervulling brengt. De meeste Joden (speciaal de Farizeeën en Sadduceeën) weigerden om Jezus te aanvaarden als hun Messias, ondanks dat ze eeuwenlang het OT hadden gelezen en bestudeerd. Jezus wees hun terecht voor de weigering om Hem te erkennen en waarschuwde hen voor de gevolgen. Hij begint zijn Evangelie met de afstamming van Jezus en weet de herkomst van Jezus te herleiden tot Abraham, de stamvader van Israël…
We beginnen met de volgende tekst,

“Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden”. (Matt 1:21)

Zijn volk staat er, want het volk Israël (huis van Juda en huis van Israël) leefde toen nog onder de wet, want zij waren onder verzekerde bewaring gehouden (Gal 3:23-29), tot de komst van Jezus en zij door geloof in Hem gerechtvaardigd konden worden,

“Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof, dat geopenbaard zou worden. De wet is dus een tuchtmeester voor ons geweest tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden.” (Gal 3:23-24)

En dan lezen we verder, opdat vervuld zou worden, en dan volgt de profetie: zie, de maagd zal zwanger worden etc…
Over profetieën het volgende: soms hoor je wel eens dat profetieën een dubbele vervulling kunnen hebben, als bewijsvoering voor futuristisch uitleg, maar dat kan niet waar zijn en wel om de volgende redenen:
Het woord ‘vervulling’ kan verschillend uitgelegd kan worden. Er zijn twee voorspellingen, een directe voorspelling en een typologische voorspelling.
Een directe voorspelling bestaat uit OT profetische bewering die zijn vervulling alleen maar in het NT heeft….
Een typologische voorspelling is een OT profetische bewering die betrekking heeft op vervulde OT gebeurtenissen, maar niettemin zijn hoogste toepassing vindt in betekenissen van gebeurtenissen etc. in het NT…
In het eerste geval gaat het over een voorspelling die in de toekomst vervuld wordt. Dus de OT profeet spreekt alleen maar over een toekomstige gebeurtenis (en als die uitkomt is het een echte profeet, Deut 18:22).
In het tweede geval spreekt de OT profeet over een huidige of voorafgaande gebeurtenis, die uitkwam toen hij die uitspraak deed en die niet later uit hoeft te komen om het waar te laten zijn, maar wel aangehaald wordt als voorbeeld (typebeeld).
Het voorbeeld dat we hier aanhalen, is zo’n typologische voorspelling.

“Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: God met ons.” (Matt 1:23)

Mattheus haalt deze gebeurtenis aan als voorbeeld en verandert zelf hierin de “jonge vrouw” in een “maagd”. De jonkvrouw in Jesaja 7:14 is een jonge vrouw, in de context de vrouw van Jesaja, en moeder van een vorige zoon, Sear-Jasub, dus geen maagd.
Mattheus gebruikt hier het woord “vervullen” om hiermee een parallel aan te geven, een typologische vervulling dus en geen directe vervulling. Mattheus haalt ook alleen maar die zinsnede uit Jesaja 7:14 aan, de rest van het verhaal is in dit geval niet van toepassing. Je kan hier dus niet spreken van een dubbele vervulling.
Een ander voorbeeld vinden we in Matt 2 en Hosea 11,

“Uit Egypte heb Ik mijn Zoon geroepen.” (Matt 2:15),
“Toen Israël een kind was, heb Ik het liefgehad, en uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.” (Hosea 11:1).

Hosea 11:1 is historisch en niet voorspellend. Na het aanhalen van de exodus van Israël uit Egypte gaat de rest van het verhaal over het veroordelen van Israëls’ afgoderij. In vers 5 staat dan de voorspelling dat Israël weigert zich te bekeren en zal Assur koning over hun zijn. De gebeurtenis in vers 1 was reeds geschiedenis op het moment dat Hosea de woorden sprak en is bevat geen voorspelling over een toekomstige Messias. De beschrijving van de ongehoorzaamheid in vers 2 maakt duidelijk dat met de “zoon” in vers 1 Israël bedoeld wordt, en niet Jezus. Hosea 11:1 bevat geen enkele voorspelling over Jezus die uit Egypte zou komen. Mattheus gebruikt hier het woord “vervullen” om hiermee een parallel aan te geven tussen een geschiedenis die zich vroeger heeft afgespeeld (het Israël in Egypte) en een recente geschiedenis (Jezus in Egypte).
Ook hier geen dubbele vervulling dus. Dubbele vervulling profetieën komen in de bijbel niet voor en wordt alleen gebruikt als excuus om doctrines geloofwaardig te maken.