Mattheus 10:28-31; 34-36
Vervolgens komen we bij vers 28 waar het volgende staat,
“En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.” (Matt 10:28)
Vaak halen mensen deze tekst aan om daarmee te bewijzen dat Jezus ons waarschuwt voor een strenge en rechtvaardige God die wel degelijk mensen afwijst. Maar is dat wel zo? Het lijkt er wel op, maar alleen als je deze tekst niet in de context leest. Als je heel het hoofdstuk leest dan zal je ontdekken wat Jezus hiermee bedoeld te zeggen. Laten we eens een samenvatting geven van de context die leidt naar de woorden van Jezus in vers 28.
Eerst instrueerde Jezus zijn discipelen om er op uit te gaan en over de komst het koninkrijk van God te vertellen – de komst die de bedoeling had om mensen te herstellen en te genezen, niet om af te wijzen:
“Gaat en predikt en zegt: Het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit. Om niet hebt gij het ontvangen, geeft het om niet.” (Matt 10:7-8)
Omdat dit koninkrijk een koninkrijk is van herstel, genezing en vrede, komt er dus géén geweld aan te pas, zelfs niet als Jezus hun vertelt dat Hij hun erop uit stuurt als schapen midden onder de wolven. De eigenschap van wolven is dat zij schapen verscheuren. Het werk van de heersers van deze wereld (de wereld van de Judaïsten) is gebaseerd op geweld, maar het koninkrijk van God is gebaseerd op martelaarschap, omdat het gekomen is om zaad van vergeving en vrede te planten, het zaad wat een uiteindelijk een uitwerking zal hebben als zuurdesem dat door het deeg heen trekt. Jezus vertelde hun dus niet om te gaan vechten. Hij vertelde hun dat ze vervolgd en overgeleverd zouden worden door zowel politieke als religieuze overheden en dat ze zouden komen te staan tegenover de machten van deze wereld (van het Judaïsme) maar door de Heilige Geest kracht zouden ontvangen om het ware koninkrijk van God te proclameren. Jezus vertelde hun dat ze zelfs zouden worden gedood. Ze zouden lijden op dezelfde manier zoals ook Jezus zou lijden. Daarna vertelde Hij hun “maar weest niet bevreesd”, voor de mensen die jullie kunnen doden. En vervolgens komt het beangstigende gedeelte:
“En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel. Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.” (Matt 10:28-31)
We zien hier dat dit tekstgedeelte niet eindigt met een dreiging. En let op hoe Jezus van het ene extreme overgaat op het andere. Eerst zegt Hij, weest bevreesd voor Hem die de macht hebben om jou te vernietigen in de hel (Gehenna, de vallei van Hinnom), en vervolgens zegt Hij dat Hij een Vader is die liefheeft en elk haar op je hoofd beschermd, dus weest niet bevreesd. Vanuit de traditie lijkt het net alsof God de vernietiging ten uitvoer brengt, want pas op: alleen Hij heeft de macht om jou persoonlijk te doden. We zien hier een tegenstrijdigheid, Jezus (God) die ons de opdracht geeft om geen geweld te gebruiken en onze vijanden lief te hebben en dezelfde God zou dat dan wel zou mogen doen als Hij dat wil? We kijken wat andere vertalingen hier over zeggen.
Interlineaire versies (maar ook de KJV) laten zien dat de “Hem” in vers 28 niet in de originele tekst staat, maar later is toegevoegd. Het oorspronkelijke woord “ho” (Strong’s G3588) wordt meestal eenvoudig vertaald als “die”, maar in dit vers geeft de KJV (King James Version) het weer als “hem die”. Als we aannemen dat God dus niet de vernietiging verricht, wie of wat zou er nog meer verantwoordelijk voor kunnen zijn? Dat is de zonde, de zonde als de bron van de dood. Er zijn een aantal verzen die wijzen op zonde als doodsoorzaak. Hier zijn een paar voorbeelden:
“Het onheil (kwaad) doodt de goddeloze,…” (Ps 34:22)
“Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood,…” (Rom 6:23)
“Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.” (Jac 1:15)
De dood was nooit bedoeld om deel uit te maken van Gods schepping. Als dat zo was, zou God de auteur en bron van de dood zijn. De dood is eerder een vijand, van zowel God als van de mens,
“De laatste vijand die onttroont (vernietigd) zal worden, is de dood.” (1 Kor 15:26)
Het zou inderdaad vreemd lijken als God die de dood zou vernietigen, deze zelf wel toepast. God is de bron van het leven en niet een bron van de dood,
“In hem was leven; en het leven was het licht van de mensen.” (Joh 1:4)
Leven en licht worden gelijkgesteld. In God is geen duisternis en geen dood,
“Dit is dan de verkondiging die we van hem hebben gehoord en die we u verkondigen, God licht is en in hem is geheel geen duisternis.” (1 Joh 1:5)
De volgende verzen laten zien dat er geen reden is om bang te zijn voor God:
“Worden niet twee mussen te koop aangeboden voor een duit? En niet één daarvan zal ter aarde vallen zonder uw Vader. En de haren van uw hoofd zijn ook alle geteld. Weest dan niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.” (vers 29-31)
Jezus sluit hier af met de woorden “weest dan niet bevreesd” en geeft daarmee aan dat wij voor God van onmetelijke waarde zijn, die ver boven de waarde van een vogel uitstijgt. Hij zegt hier eigenlijk “vrees Mij niet, want je bent van grote waarde voor Mij.”
“Angst” wordt vaak gebruikt in de zin van respect, van let op, en de betekenis in elk vers moet worden bepaald uit de context. Beide gebruiken van ‘vrees’ in Mattheüs 10:28 kunnen worden opgevat in de zin van ‘bang zijn voor’, aangezien “de angst” hier in beide gevallen een bron van dood is, in het ene geval voor de fysieke dood, in het andere geval voor de zonde. Verder moeten we niet vergeten dat de discipelen de Heilige Geest nog niet hadden ontvangen als helper in de strijd tegen de zonde, ze waren nog niet wedergeboren… daarom de waarschuwing van Jezus.
En als laatste nog Mattheus 10:34-36,
“Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.” (Matt 10:34-36)
Het zwaard wordt nooit door God gehanteerd om letsel toe te brengen, maar altijd symbolisch gebruikt om Gods woord weer te geven. Daarnaast vinden we geen enkele situatie waar Jezus geweld predikte, eerder het tegenovergestelde, Jezus predikte vrede, “Mijn vrede laat ik u, en mijn vrede geef ik u” zei Jezus in Joh 14:26. Dus zwaard is dus het woord van God bevestigd o.a. door Paulus in de brief aan de Efeziërs, “het zwaard van de Geest, dat is het woord van God.” (Efez 6:17) En wat doet het woord van God? Het woord van God heeft het vermogen om waarheid en dwaling te scheiden. (Hebr 4:12) Met andere woorden, de boodschap van Jezus zal natuurlijk verdeeldheid creëren; dit “zwaard” zal de wereld (van het Judaïsme) verdelen in degenen die in Hem geloven en degenen die dat niet doen. Zijn komst zal grote conflicten veroorzaken, aangezien degenen die Jezus als de Messias en Zoon van God verwerpen, zich in haat zullen keren tegen degenen die horen en geloven (1 Petrus 4:3-4; Johannes 15:18-21), inclusief de leden van iemands eigen familie.