Mattheus 11:2-15
Over Johannes de Doper in de gevangenis lezen we het volgende,
Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij hoort en ziet: blinden worden ziende en lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen en doden worden opgewekt en armen ontvangen het evangelie. En zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. Terwijl dezen heengingen, begon Jezus tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige kleding? Zie, die weelderige kleding dragen, zijn aan de hoven der koningen. Maar waarom zijt gij dan gegaan? Om een profeet te zien? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. Deze is het, van wie geschreven staat:Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor U heen bereiden zal. Voorwaar, Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan hij. Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar. Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot Johannes toe; en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. Wie oren heeft, die hore! (Matt 11:2-15)
Johannes werd gearresteerd omdat hij zich uitsprak tegen Herodes Antipas toen hij met de vrouw van zijn broer Herodias trouwde (zie Marc 6:18), en terwijl hij in de gevangenis zat, stuurde hij zijn discipelen om Jezus te vragen of hij de verwachte Messias was, of dat ze op een andere moesten wachten,
“Johannes nu hoorde in de gevangenis de werken van de Christus en liet Hem door zijn discipelen de vraag overbrengen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?” (vers 2-3)
Zijn twijfels ontstonden vermoedelijk omdat noch het oordeel dat hij had voorspeld, noch het koninkrijk dat hij verwachtte was gekomen, maar hij als de voorloper wegkwijnde in de gevangenis.
Nadat Jezus de volgelingen van Johannes had verteld om van Hem te getuigen van de wonderbaarlijke tekenen van de komst van het koninkrijk, en van de tekenen van de Messias zoals ook voorspeld door de profeet Jesaja,
“Dan zullen de ogen der blinden geopend en de oren der doven ontsloten worden; dan zal de lamme springen als een hert en de tong van de stomme zal jubelen; want in de woestijn zullen wateren ontspringen en beken in de steppe” (Jes 35:5-6)
sprak Jezus tot de menigte over de grootheid van Johannes als profeet en als vervulling van profetie. Hij toonde aan dat Johannes Gods boodschapper was om de weg te bereiden, door Maleachi 3:1 aan te halen,
“Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal tot zijn tempel komen de Here, die gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de Here der heerscharen.” (Mal 3:1)
Aansluitend zei Jezus dat de kleinste van het Koninkrijk der hemelen groter is dan Johannes de Doper. Het Koninkrijk was wel nabijgekomen had Jezus gezegd, maar het was er nog niet. Johannes de Doper zou niet lang daarna gedood worden en zou derhalve ook geen deel kunnen uitmaken van het koninkrijk, hij was in het dodenrijk opgenomen. Maar na het sterven en de opstanding van Jezus konden “zij die uit de vrouwen geboren” waren wel deel uitmaken van het koninkrijk, mits wedergeboren… in die zin waren ze groter dan Johannes. Zij waren de geweldenaars die de woorden van Jezus hoorden en geloofden in Hem die Jezus gezonden had, en zij zouden deel uitmaken van het koninkrijk, dat ondanks de religieuze oppositie zich gestadig uitbreidde.
In vers 14, in zijn meest expliciete verklaring in de evangeliën, verklaarde Jezus duidelijk dat Johannes Elia is, “Hij is Elia die komen zou”, als je bereid bent het te accepteren (vers 14).
In Johannes 1:19 zei Johannes de Doper van zichzelf op de vraag van de farizeeërs dat hij niet de Elia was.
“En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? En hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen.” (Joh 1:19-21)
De bijbel lijkt hier een tegenstrijdigheid te vertonen, Johannes zei dat hij de Elia niet was en Jezus bevestigde twee keer (ook in Matt 17:11) dat hij de Elia was die komen zou; maar we zullen zien dat beide beweringen waar zijn. God had gezegd dat Hij Elia zou sturen voordat “de grote en geduchte dag des Heren” zou komen en hij het “hart van de vaderen weer zou terugvoeren naar de kinderen” en andersom,
“Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban.” (Mal 4:5-6)
De Joden wachtten toen (en tot op de dag van vandaag) op de terugkeer van Elia, die voor de laatste dagen (voor de grote en geduchte dag des Heren) fysiek en letterlijk naar de aarde zou terugkeren. Daarom vroegen de farizeeërs aan Johannes of hij de Elia was. Dit toont opnieuw de populaire verwachting van de verschijning van Elia als een voorloper van de Messias en het laatste oordeel, zoals hierboven voorspeld door Maleachi. Maar Johannes was niet fysiek de Elia en daarom ontkende hij dat; in plaats daarvan beschreef hij zichzelf als slechts een stem, in vervulling van de profetie van Jesaja,
“Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des Heren, effent in de wildernis een baan voor onze God.” (Jes 40:3)
Hij was niet letterlijk Elia, maar Johannes de Doper. Maar in het evangelie van Lucas wordt ons duidelijk verteld dat Johannes de Doper in feite voor Jezus uit zou gaan in de geest en de kracht van Elia,
“En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der vaderen te keren tot de kinderen (Mal 4:6) en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten einde voor de Here een wel toegerust volk te bereiden.” (Lucas 1:17)
Jezus bevestigde hier, maar ook in Mattheus 11:14 dat Johannes de Elia was. Verder zei Jezus,
“en indien gij het wilt aanvaarden: Hij is Elia, die komen zou. Wie oren heeft, die hore!” (vers 14-15)
Oren om te horen betekent eenvoudigweg een waarheid als waarheid te kunnen aanvaarden. Als de Joden bereid waren om het aan te nemen, het als waarheid te aanvaarden, dan zou Johannes als Elia gerekend zijn, in wiens geest en kracht hij was gekomen. Johannes de Doper was een typebeeld van Elia. Als de Joden Johannes hadden aanvaard als Elia en Jezus als de Messias, dan zou het koninkrijk tot hen gekomen zijn, maar net zoals ze Johannes de Doper niet herkenden als Elia, zo herkenden ze ook Jezus niet als de Messias,
“Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden.” (Matt 17:12)
Conclusie: Johannes had gelijk dat hij niet de Elia was, maar Jezus had ook gelijk toen Hij zei dat Johannes de Elia was voor degenen die het zouden accepteren. En ook vandaag hoeven wij niet te wachten tot de echte Elia terugkeert, want wij hebben de waarheid al geaccepteerd! Jezus had in vers 14 duidelijk gezegd dat Johannes de voorspelling van de komst van Elia vervulde.