Johannes de Doper

Mattheus 3
In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea en zei tegen zijn toehoorders zich te bekeren waarop zij zich lieten dopen. Over het dopen van Joannes de Doper het volgende: Volgens ceremoniële reinigingswetten moesten de Joden zich vele malen wassen, en één daarvan was de reiniging met water voordat ze in de aanwezigheid van God konden komen. De reden waarom Johannes de Doper doopte met water was dus om Jezus aan Israël te openbaren en de Joden zo klaar te maken voor de Messias,

“En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water.” (Joh 1:31)

In Mattheus 3:2 zei Johannes vervolgens,

“Bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen”.

We hebben reeds vastgesteld dat nabij, nabij is, dichtbij dus. Maar wanneer kwam het dan? En wat is het koninkrijk dan? Het koninkrijk van God is een geestelijk koninkrijk dat in al zijn volheid arriveerde in het jaar 70 NC en is het domein van Gods autoriteit over het hart van het leven van de mensen (Luc 17:21), en het is hier reeds 2000 jaar en is hier en nu. Net als de vele voorbeelden in het oude testament moest het oude verbondskoninkrijk totaal vernietigd worden (de totale beëindiging van het Judaïsme) en van hun worden afgenomen voordat het nieuwe verbondskoninkrijk definitief van kracht kon worden,

“Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt.” (Matt 21:43)

Dan volgt de profetie van Jesaja over Johannes de Doper,

“De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heren, maak zijn paden recht.” (Jes 40:3)

Deze tekst komt uit Jesaja 40 en wanneer we kijken naar de eerste twaalf verzen zien we daarin ook de aankondiging van het komende oordeel dat over de Joden zou worden uitgestort. Ook Maleachi voorspelde de komst van Johannes de Doper,

“zie ik zend mijn bode die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal” (Mal 3:1)

(zie ook Marcus 1:2-3) en die bode is dan Joannes de doper ofwel Elia zoals Jezus verwoorde in Matt 11:14, “Hij is de Elia die komen zou”. En ook in de context van Maleachi 3 en 4 wordt de weg voorbereid voor de nabije wederkomst van Jezus in oordeel,

“Zie, ik zend u de profeet Elia (Joannes de Doper), voordat de grote en geducht dag des Heren komt”.

Johannes’ boodschap was niet alleen een boodschap over bekering, maar ook om de weg te bereiden voor de “nabije” wederkomst  van Jezus in oordeel.
We zien dit ook weer terugkomen in het tekst gedeelte waar Joannes de Doper de farizeeën en de sadduceeën (het adderengebroed) in vers 7 waarschuwde dat het koninkrijk van de Joden afgenomen zou worden,

“wie heeft u een wenk gegeven de komende toorn te ontgaan?” (vers 7)

Zij zouden de maat van hun voorvaderen volmaken en zouden niet ontkomen aan het oordeel van de hel (de totale verwoesting van het Joodse religieuze bolwerk) zou Jezus later zeggen (Matt 23:32-33). En dat zou niet lang meer duren zoals bevestigd door Johannes de Doper,

“reeds ligt de bijl aan de wortel van de boom (oude verbondsbolwerk Israël)”, (vers 10)

die in het vuur geworpen zou worden (een metafoor voor de verwoesting van Jeruzalem en de tempel als typebeeld van het verdorven Joodse religieuze bolwerk). Bijl aan de wortel van de boom betekent zoveel dat de taak van het omhakken bijna vervuld is, er komt nog een beslissende slag, het zou allemaal plaats vinden in dezelfde generatie van Jezus en zijn discipelen…
En dan volgt de tekst:

“Ik doop u met water tot bekering, maar Hij, die na mij komt, is sterker dan ik, ik ben niet waardig Hem zijn schoenen na te dragen; die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur”. (vers 11)

Er wordt ons vaak voorgehouden dat met “vuur”, het vuur van de Heilige Geest bedoelt wordt, de tongen van vuur in Handelingen 2. Maar dat is niet zo, dit is een verwijzing naar het vuur van Jezus’ komst in oordeel. De profeet Joël had in één adem voorspeld dat in de “laatste dagen” de uitstorting van de heilige Geest zou plaats vinden, maar ook dat in diezelfde (40-jarige overgangs-) periode het oordeel zou plaats vinden (Hand 2:17-21), en spreekt over dezelfde “grote en geduchte dag Heren” als die van Maleachi 4:5 waar vers 1 zegt dat die “dag komt, brandend als een oven”, vuur dus. En dan volgt vers 12,

“De wan (een instrument dat gebruikt werd tijdens de oogst) is in zijn hand en Hij zal de dorsvloer geheel zuiveren en zijn graan in de schuur bijeenbrengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.” (vers 12)

De wan in de hand geeft een mate van urgentie aan m.a.w. de oogst zou in de zeer nabij toekomst zou plaats vinden; het woord “dorsvloer” in hetzelfde tekstgedeelte geeft aan dat het zou plaats vinden in een beperkt gebied, m.a.w. het zou een plaatselijk gebeuren zijn, het gaat dus over Israël en niet over een werelds gebeuren.
Het verzamelen van de tarwe in de schuur vertegenwoordigt de intrede van de gelovigen in het koninkrijk der hemelen. Het verbranden van het kaf vertegenwoordigt de vernietiging van goddeloze religieuze Joden tijdens de Joodse oorlog, dat op zijn beurt weer gesymboliseerd wordt door de hel. Dit vers schetst een beeld van Christus die de oogst binnenhaalt bij Zijn komst (zie in dit verband ook Openb 14:14-16). In Mattheüs 7:15-17 lezen we over goede vruchten die gelovigen voorstellen, terwijl met doornstruiken en distels de goddelozen bedoeld wordt. Vergelijkbare beelden zien we hier in vers 12. Net als de goede vrucht in Mattheüs 7, vertegenwoordigt het graan in vers 12 de gelovigen, terwijl het kaf de goddelozen symboliseert.
Dan rest ons nog één tekst (vers 15), de doop van Jezus die Johannes probeerde tegen te houden maar waar Jezus zei,

“Laat mij thans geworden, want aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen.” (vers 15)

De “gerechtigheid te vervullen” heeft alles te maken met Jezus (als hogepriester van onze belijdenis, Hebr 3:1) die geboren was onder de wet en zich ook moest houden aan de ceremoniële wetten van het levitisch priesterschap, ook Hij dus het rituele reinigingsproces moest ondergaan. In Exodus 29:4 moesten hogepriester Aaron en zijn zonen zich reinigen met water voordat ze hun diensten konden vervullen, en zo liet ook Jezus zich dopen in de Jordaan voordat Hij zijn hogepriesterlijke dienst kon vervullen.

NB: Er is een theologische en eschatologische betekenis van het feit dat Johannes in de woestijn Jezus en de Israëlieten doopte in de rivier de Jordaan. Net zoals de Israëlieten met en onder de leiding van Jozua door de Jordaan moesten en vervolgens fysiek besneden werden voordat ze het fysieke beloofde land konden binnengaan, moesten de Israëlieten (waaronder Jezus) zich laten dopen in de Jordaan om vervolgens na de dood en opstanding van Jezus geestelijk besneden te worden (ontvangen van de Heilige Geest) voordat ze het geestelijke beloofde land konden binnen te gaan.