Mattheus 5:17-18
Ook de rest van het onderwijs in hoofdstukken 5-7 was in eerste instantie bestemd voor de toehoorders, en dat gold in het bijzonder voor Mattheus 5:17-18 waarvan wel eens is gezegd dat deze verzen de moeilijkste van de verzen zijn van de hele bijbel. Jezus zegt hier het volgende:
“Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.” (Matt 5:17-18)
Hij zei dat Hij niet kwam om te ontbinden (de KJV spreekt over vernietigen), maar om te vervullen.
Maar wat wordt met “de wet en de profeten” bedoeld? Waar deze uitdrukkingen ook gebruikt wordt, het omvat altijd het hele oude testament. Jezus zei bijvoorbeeld,
“Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten” (Matt 22:40)
De “wet en de profeten” hier geeft dus aan daar waar Jezus over spreekt in deze verzen, dit allemaal in het oude testament staat. Echter, de meeste christenen zijn opgevoed met het idee dat de wet in drieën is verdeeld: de morele, de gerechtelijke (civiele) en de ceremoniële wet, en ze leren dan ook dat de laatste twee zijn afgeschaft en dat de morele wet nog steeds bestaat. Maar in de bijbel wordt de wet als één geheel gezien. Jacobus zei dat iedereen, die op één punt de wet overtreedt, de hele wet overtreedt (Jac 2:10). De Joden die een ceremonieel aspect van de wet schonden, waren moreel schuldig aan zonde voor God. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten wet. De wet en profeten zijn in strikte zin de vijf boeken van Mozes en de profetische boeken. De geboden die Jezus noemt, vormen daarvoor de grondslag, de basis. Dus als Jezus de uitdrukking “wet” gebruikt, verwijst Hij in brede zin naar de hele oudtestamentische geschriften.
En wat zegt Jezus hierover over de wet ofwel “het oude testament”?
“Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.” (vers 18)
De zin “voorwaar ik zeg u” had een grote betekenis, de luisteraar werd voorbereid op iets belangrijks dat op het punt stond te gebeuren. Verder zei Jezus hier duidelijk dat “elke jota, elke tittel” (de kleinste tekens in het Hebreeuwse schrift) in de wet van kracht zouden blijven totdat alles vervuld zou zijn. Jezus kwam niet naar deze aarde om een bestrijder van de wet te zijn. In plaats daarvan werd de wet door Jezus geëerbiedigd, geliefd, gehoorzaamd en verwezenlijkt. Hij zou de profetische uitingen over Zichzelf in de wet vervullen, zoals Lucas zei,
“Dit zijn mijn woorden, die Ik tot u sprak, toen Ik nog bij u was, dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden.” (Lucas 24:44)
Bevestigd door Paulus die over Jezus het volgende zei,
“Maar toen de volheid des tijds gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder wet, om hen (de Joden) die onder we wet waren, vrij te kopen, opdat (beide huizen van Israël) wij het recht van zonen zouden verkrijgen.” (Gal 4:4-5)
Jezus vervulde ook de wet door alle typen en profetieën van het oude testament te vervullen. Alle zinnebeelden in het offer-systeem van het oude testament zijn gericht op en vinden hun vervulling in Hem. Alle profetieën die gegeven zijn over de komende Messias, Zijn koninkrijk, Zijn sterven, opstanding en wederkomst in oordeel vinden hun vervulling in Hem.
Maar wanneer zou die vervulling z’n beslag krijgen? – wanneer de hemel en aarde zou vergaan. In Mattheus 24 zei Jezus,
“Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.” (Matt 24:35)
Om de betekenis van “hemel en aarde“ te onderzoeken kijken we naar identieke uitdrukkingen in het oude testament. In Jesaja 1 staat,
“Hoort, hemelen, en aarde, neig uw oor, want de Here spreekt: Ik heb kinderen grootgebracht en opgevoed, maar zij zijn van Mij afvallig geworden.” (Jes 1:2) In Jesaja 51 staat,
“Ik heb mijn woorden in uw mond gelegd en met de schaduw mijner hand heb Ik u bedekt, Ik, die de hemel uitspan en de aarde grondvest en tot Sion zeg: Gij zijt mijn volk.” (Jes 51:16)
Het gaat hier dus over Gods woorden die Hij spreekt in relatie tot zijn volk; de profeet Jesaja vergelijkt hier dus Gods woorden en zijn volk met de hemel en aarde. Door heel het oude testament heen zien we vers na vers waar met de “hemel en de aarde” iets anders bedoeld wordt dan de fysieke, ruimtelijke materie. Ze verwijzen naar Gods volk, hun geweten onder de wet (van schuld en veroordeling), samengevat: De beeldspraak van “de hemel en de aarde” wordt gebruikt om Gods relatie met zijn volk te beschrijven, in het oude testament onder het oude verbond, en in het nieuwe testament onder het nieuwe verbond, Zijn schepping van een verbond met de mens, naar uiteindelijk Zijn nieuwe schepping in Jezus Christus…
Het oude verbondshuis van God, vertegenwoordigt door Jeruzalem en de tempel met al zijn verdorven religieuze activiteiten zou vergaan en vervangen worden door een nieuw verbondshuis, waar de inwoning van God was verplaatst naar een nieuwe locatie, niet langer in een tempel gemaakt met handen, maar in een geestelijke tempel, het lichaam van Christus gemaakt van levende stenen. De positie van de bewoners (de aarde) zou in een nieuwe hemel komen, het hemelse Jeruzalem:
“Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen…” (Phil 3:20)
“en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus,” (Efeziërs 2:6)
De bewoners zitten (regeren) nu samen met Jezus Christus in de hemelse gewesten (Efez 1:3; 2:6).
Maar wanneer zouden “de hemel en aarde” dan vergaan? De eerste woonplaats van God, het eerste verbond met zijn tempel en de stad, stonden op het punt om te worden vernietigd, zei de schrijver van de Hebreeën brief,
“Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Hebr 8:13)
Het oude verbond was niet ver van verdwijning staat hier. 70 jaar na Christus zou het oude verbond met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel worden vernietigd en vervangen worden door een nieuwe verbond. De oude typebeelden en schaduwen waren relikwieën geworden en werden vernietigd. Op dat tijdstip werd de nieuwe woonplaats van God gerealiseerd. De vervolmaking (vervulling van alle dingen, de wet en de profeten) van Jezus met Zijn gemeente, Zijn lichaam, Zijn tempel, volgde 40 jaar nadat het contract was opgemaakt aan het kruis,
“En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent (tempel) van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn,” (Openbaring 21:2,3)
Deze nieuwe woonplaats is permanent, voor eeuwig… en toch willen velen terug naar het Midden-Oosten om een nieuwe tempel te bouwen, eigenlijk de oude woonplaats. Zij verlangen ernaar om terug te keren naar het oude Jeruzalem, het Egypte (Openbaring 11:8), eigenlijk naar een staat van slavernij (Galaten 4:25). Natuurlijk verlangen ze niet naar echte slavernij, maar ze zijn in verwarring over de betekenis van dat ‘Nieuwe Jeruzalem’. Want Jezus bedoelde een andere stad, de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is, het nieuwe Jeruzalem waar de tent van God bij de mensen is, zoals ook geprofeteerd door Jezus in Joh 14:20,
“Te dien dag zult gij weten, dat Ik in mijn Vader ben en gij in Mij en Ik in u…”
in Christus een nieuwe schepping…