Mattheus 8:11-12
Vanaf het begin van Jezus’ bediening zien we dat de religieuze leiders de boodschap van Jezus verwierpen. Dat zien we bijvoorbeeld terug in Matt 2:2-3 waar Herodus en de bewoners van Jeruzalem geschokt reageerden op de geboorte van Jezus. In Matt 3:7-12 vroeg Johannes de Doper de religieuze leiders wie hen had wijsgemaakt om de komende toorn te ontvluchten. En in Mattheus 8 voorspelde Jezus,
“Ik zeg u, dat er velen zullen komen van oost en west en zullen aanliggen met Abraham en Isaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen; maar de kinderen van het Koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal het geween zijn en het tandengeknars.” (Matt 8:11-12)
Wat wordt bedoeld met de velen die komen van “oost en west”? Voor de betekenis daarvan kijken we weer naar het oude testament. Jezus verwijst hier naar Ezechiël, die vanaf hoofdstuk 40 de “nieuwe (geestelijke) tempel” beschrijft, het nieuwe tempelhuis, waar de (Here) Jezus z’n intrek in gaat nemen. En dit “geestelijke land” zou verdeeld worden onder de twaalf stammen van Israël,
“Dit land nu zult gij onder u verdelen naar de stammen Israëls;” Ezechiël 47:21)
iedere stam telkens een deel van een gebied van “oost naar west” (Ezechiël 48:1-9), bijvoorbeeld in vers 2,
”naast het gebied van Dan van oost naar west: Aser één deel;” (vers 2)
en zo verder voor alle twaalf stammen. Dus als Jezus de uitdrukking van “oost naar west” aanhaalt, gaat dit over de twaalf stammen van Israël (ook wel genoemd Huis van Juda en Huis van Israël), in overeenstemming met Mattheus 1:21 waar Psalm 130:8 wordt aangehaald,
“Want Hij (Jezus) is het die zijn volk (Israël) zal redden van de zonden.”, (Matt 1:21)
en Mattheus 2:6 waar Micha 5:1 wordt aangehaald,
“want uit u zal een leidsman voortkomen, die mijn volk Israël leiden zal.” (Matt 2:6)
Ook in Zacharia 14 vinden we hetzelfde principe terug,
“Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieden, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden.” (Zach 14:8)
We zien hier het “levende water”, ofwel het evangelie, dat zich naar het oosten en het westen uitbreidde, terwijl de zee de buitenlandse naties symboliseert. Zacharia spreekt hier tot zijn volk, het volk Israël dat naar het oosten en het westen was verspreid naar de landen om hun heen. Maar tegelijk had God belooft dat ze weer verzameld zouden worden uit de landen waarover ze verspreid waren,
“Ik zal u weer verzamelen uit de landen waarover u bent verspreid en u het land Israël teruggeven” (Ezechiël 11:17),
waar met het land Israël het “geestelijke Israël” bedoeld wordt. Ook Zacharia bevestigde dit in hoofdstuk 14,
“…men zal het bewonen, en er zal geen ban (vloek) meer zijn, maar Jeruzalem zal veilig gelegen zijn.” (vers 11)
En met Jeruzalem wordt het “hemelse Jeruzalem” bedoelt, dat vrij is (Gal 4:20), niet meer onder de vloek – want ze waren vrijgekocht van de vloek van de wet (Gal 3:13). Hebreeën 12 geeft een soortgelijke boodschap weer:
“Maar u bent gekomen tot de berg Sion en tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en tot ontelbare engelen.” (Hebr 12:22)
Dus in vers 11-12 geeft Jezus aan dat veel Israëlieten zullen worden verwelkomd in het koninkrijk der hemelen, wat zoveel betekent dat veel Israëlieten tot geloof zouden komen, de geestelijke rijkdom van Jezus in hun hart… gelijkwaardig aan de geestelijke rijkdom die Abraham, Izsaak en Jacob ook hadden tijdens hun leven (en dat tot hun gerechtigheid werd gerekend zoals Paulus dat verwoorde in Rom 4:3),
En bij de wederkomst van Jezus 70 na Christus zouden ze dan gezamenlijk “tot volmaaktheid” komen (Hebr 11:40), en waar de Here dan een feestmaal zou aanrichten zoals verwoord door Jesaja die naar deze gebeurtenis vooruit keek,
“En de Here der heerscharen zal op deze berg voor alle volken (de twaalf stammen van Israël) een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen. En Hij zal op deze berg de sluier (van de wet) vernietigen, die alle natiën (de twaalf stammen van Israël) omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn. Hij zal voor eeuwig de dood (door de wet) vernietigen (1 Kor 15:54), en de Here Here zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk Israël zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het gesproken. En men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij (geheel Israël) ons zou verlossen; dit is de Here (de Messias), op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij (de Messias) geeft.” (Jes 25:6-8)
Vervolgens kijken we dan nog naar het laatste tekstgedeelte,
“maar de kinderen van het koninkrijk zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis etc.” (vers 12)
Met de “kinderen van het koninkrijk” doelde Jezus op degenen die zichzelf kinderen van Abraham noemden, maar in werkelijkheid de werken van Abraham niet deden, en in plaats daarvan hem trachten te doden (Joh 8:39-40); zij hadden de duivel tot hun vader en wilden alleen de begeerten van hun vader doen (vers 44), zij waren het verdorven Joodse religieuze bolwerk. En met betrekking tot de buitenste duisternis, in 2 Kor 4:6 staat dat God had gezegd dat “het licht uit de duisternis zou schijnen” en in 2 Kor 6:14 vergelijkt Paulus de duisternis met de wetteloosheid. Met de duisternis wordt dus bedoelt het leven zonder God of gebod, het leven van een ongelovige, zij die niet behoren tot Gods volk. Het leven in de buitenste duisternis is dus een leven onder de geestelijke doden… Daarom zei Paulus ook,
“Ontwaakt gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten” (Efeze 5:14)
Voorspeld door Jezus die zei,
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” (Joh 14:6)