Mattheus 27:46
We lezen in dit gedeelte over de kruisiging van Jezus waar Hij de volgende woorden sprak,
“Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matt 27:46; Marcus 15:34)
Sommige omstanders zeiden: Hij roept Elia, iemand anders dacht dat Hij dorst had en gaf Hem vervolgens zure wijn te drinken. Weer anderen zeiden laten we kijken of Elia Hem komt redden… Vervolgens riep Jezus weer met luide stem en gaf de geest zoals Mattheus het verwoordde. Jezus sprak dus twee keer, “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?”
Deze woorden werden gesproken terwijl Jezus aan het kruis hing, vlak voor z’n dood zo rond het negende uur. Veel mensen die over de kruisiging van Jezus hebben gelezen vragen zich af waarom Jezus die hartverscheurende kreet uitte. Wat bedoelde Jezus toen Hij riep dat God hem had verlaten? Werd Hij geestelijk gescheiden van God? Sommigen hebben gespeculeerd dat, omdat Jezus de zonden van de wereld op zich nam, en Gods natuur volkomen heilig is, dat de Vader gedwongen werd om Zijn gezicht van Zijn Zoon af te wenden.
De meest voor de hand liggende en een gemakkelijk te begrijpen aspect van Jezus’ uitspraak is het feit dat Hij het eerste vers van Psalm 22 citeerde waarin staat: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten”. Koning David schreef deze psalm rond 1000 voor Christus en de meeste Joden kenden deze psalm uit het hoofd en zongen dit lied al zo’n 1000 jaar voordat Jezus werd gekruisigd. En de Joden die bekend waren met het oude testament en bij de kruisiging van Jezus aanwezig waren zouden deze uitspraak onmiddellijk herkend hebben als een direct citaat uit het begin van Psalm 22.
In de Joodse geschriften uit de eerste eeuw was het gebruikelijk om een Psalm aan te roepen door de openingszin te citeren. Dit werd dan opgevat als een aanroep van de hele Psalm. En als we een aantal verzen van de psalm nader bekijken komen we een paar opmerkelijke profetieën tegen die overeenkomen met de kruisiging,
“Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: Wentel het op de Here – laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem!” (vers 8-9)
Dit waren precies de gevoelens en uitspraken van degenen die bij de kruisiging stonden en Jezus bespotten. In vers 17 tot 19 wordt tot in detail beschreven wat er ter plaatse gebeurde,
“een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad.” (vers 17-19)
Stel jezelf eens voor dat jij een Jood bent uit de eerste eeuw die de tekst van Psalm 22 uit zijn hoofd kent. En stel je eens voor dat je de soldaten aan de voeten van Jezus ziet, die het lot werpen over Zijn kleding, precies zoals Psalm 22 duizend jaar eerder voorspelde? Wat zou dat met jou doen?
De belangrijkste reden waarom Hij deze kreet slaakte, was om de aandacht van de mensen te vestigen op het feit dat Hij de voorspelde Messias was die moest komen om de wet en de profeten, maar ook de Psalmen (Lucas 24:44) te vervullen. Het was dus ook geen wonder dat na de opstanding Christus twee van zijn discipelen ontmoette die in de war waren over zijn identiteit,
“En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.” (Lucas 24:25-27)
Al deze nauwkeurige, voorspellende profetieën bevestigen het feit dat Jezus van Nazareth de Messias was…
En kijk hoe Psalm 22 eindigt, het verschuift van een beschrijving van lijden naar de redding van het nakroost van de volken van Israël, de twaalf stammen,
“Het nakroost zal Hem dienen, er zal van de Here verteld worden aan het komende geslacht; zij zullen zijn gerechtigheid verkondigen aan het volk dat geboren zal worden (het nieuwe verbondsvolk), omdat Hij (Jezus) het gedaan heeft.” (vers 31-32)
Conclusie: Jezus was nooit “geestelijk gescheiden” van God de Vader. En de Vader heeft Jezus nooit de rug toegekeerd zoals we kunnen lezen in vers 25,
“Want Hij heeft… Zijn aangezicht niet voor hem verborgen, maar Hij heeft gehoord, toen hij tot Hem riep.”
En Jezus zei nog kort daarna aan het kruis, “Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.” (Lucas 23:46)
Aan het kruis was Jezus net zo verbonden met de Vader als Hij ooit was en nu is…