490 keer vergeven

Mattheus 18:21-23
We komen nu bij een interessante opmerking van Jezus over vergeving. Naast dat dit verhaal wordt verteld om een boodschap van vergeving te benadrukken is er ook een diepere betekenis. We lezen de volgende twee verzen,

“Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal.” (vers 21-22)

Jezus vertelt hier zijn discipelen om zeventig maal zeven ofwel 490 keer te vergeven. Veel christenen lezen hierover heen en denken dat het de bedoeling is dat we eindeloos moeten vergeven en dat is natuurlijk zo. Maar de getallen zeven keer zeventig en 490 jaar zijn in de bijbel getallen van betekenis, dus om dit te begrijpen moeten we hiervoor terug naar het oude testament. Het getal zeven heeft een speciale betekenis, het is een getal van de volheid waarin de voorgeschreven ‘rust’ voor het volk Israël een belangrijke rol speelt: de 7e dag (de sabbat), het 7e jaar (sabbatsjaar of jaarweek) en het jubeljaar (7×7).

Over het jubeljaar zegt Wikipedia het volgende: “Het jubeljaar (Hebreeuws יובל , jōvel) is een gebod in de wet van Mozes betreffende beheer en eigendom van land in het land van Israël (Lev 25:8-55). Het jubeljaar wordt in samenhang met het sabbatsjaar beschreven. Het sabbatsjaar werd elk zevende jaar gevierd. Elk zevende jaar mochten akkers niet ingezaaid worden en wijngaarden niet bijgehouden worden. Men moest leven van wat het land spontaan opbracht. Als er zeven sabbatsjaren gevierd waren, dan was het jaar daarna een jubeljaar. In de zevende maand op de tiende dag werd door geschal van de sjofar (lamshoorn) aangekondigd dat het jubeljaar was begonnen. Evenals in een sabbatsjaar mocht het land niet worden bewerkt. Toch zou men geen armoede kennen, omdat het land in het zesde jaar genoeg op zou brengen voor drie jaren. Alle bezittingen keerden terug naar de oorspronkelijke eigenaars. Land mocht namelijk niet voor altijd verkocht worden. Op deze manier herdacht men dat al het land uiteindelijk aan God toebehoorde” (Lev 25:23).

De jubeljaren en de periode van 490 jaar vinden we terug in de historie van het volk Israël. In de boeken van de profeten Jesaja en Micha vinden we veel teksten over het verzaken van de wet, en dus ook de voorschriften van het jubeljaar niet werden nageleefd. Nergens lezen we in de bijbel dat de Israëlieten de wetten ten aanzien van de sabbatsjaren en het jubeljaar gehouden hebben. In Leviticus 26:34 waar het gaat over zegen en vloek, wordt aangekondigd dat het verzaken van de sabbatsjaren vergoed moeten worden. Het aantal jaren dat het land als straf langdurig woest zou liggen, is zeventig jaar (Jer 25:11-12; 29:10 en Dan 9:2). Van het begin van het koninkrijk (in de tijd van Samuel) tot de eerste wegvoering naar Babel in 597 VC spreken we over een periode van 490 jaar. Dan is de maat vol, de volle looptijd is verstreken en het volk gaat 70 jaar in ballingschap, zoals bevestigd door Daniël toen hij de zonden van zijn volk beleed,

Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar uw stem. Daarom is over ons uitgestort de met eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij hebben tegen Hem gezondigd.” (Dan 9:11)

Maar daar zou het niet bij blijven, de man Gabriel zou Daniël in een gezicht laten zien dat er nog een periode van 490 jaar zou komen waarin Israël de wet herhaaldelijk zou overtreden, zou zondigen en niet zou luisteren naar de stem van God met als resultaat de komst van Jezus de Messias die voorspelde dat het koninkrijk van hun zou worden afgenomen (Matt 21:43). God zou Zijn volk nog één keer 490 jaar geven maar dan zou de tijd definitief op zijn,

“Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en de heilige stad om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen (het nieuwe Jeruzalem), gezicht en profeet te verzegelen, en iets allerheiligst te zalven.” (Dan 9:24)

Onder de “zeventig weken” moeten weken van zeven jaar verstaan worden, elke dag telt voor een jaar (zie Ezechiël 4:6). Om gezicht (visioen) en profeet te verzegelen, het zal verzegeld worden en beëindigd worden, tot een eind worden gebracht. Dit is waarom Jezus in Lucas 21 zei, dat als Jeruzalem omsingeld zal worden door Romeinse legers, dat een vervulling van de oudtestamentische geschriften zou zijn, het einde van een heilig volk, de heilige stad. En Hij voegde eraan toe, wanneer jij de Romeinse legers Jeruzalem ziet omsingelen, vlucht dan, want dit is de tijd dat alle profetieën vervuld zullen worden,

“want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.” (Lucas 21:22).

Dit is hetzelfde wat Daniël zei: dat nadat de Messias zou worden uitgeroeid (gekruisigd)

“het volk van een vorst zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.” (Dan 9:26)

Daniël zegt hier, dat het oude verbondsvolk Israël zelf de stad met het heiligdom (de tempel) zou verwoesten (door in opstand te komen), en dat is de tijd dat de zonde van Israël tot een einde komt, dat de vloek tot een einde komt, dat alle gezicht en profeet (alle visioenen en profetische voorspellingen) zijn vervuld en dat is ook het moment dat het grote oordeel (verbondsoordeel) over Israël zou komen,

Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods;” (1 Petrus 4:17)

had Petrus zijn toehoorders voorspeld. In Lucas 21:20-21 zei Jezus tegen zijn discipelen,

zodra je nu Jeruzalem door de legers omsingeld ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabij is

en vlucht dan. En in Mattheus 24 zei Hij,

wanneer jullie de gruwel der verwoesting op de heilige plaats ziet staan, waarvan door de profeet Daniël gesproken is,… laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen.” (Matt 24:15)

Het waren de Romeinse legers die Jeruzalem omsingelden, zij waren de gruwel der verwoesting en daarbij verwees Jezus naar Daniël – wat zoveel betekent als: dit is het einde van het nationaal Israël onder het oude verbond. Daniël werd verteld (Dan 12:4) het boek te verzegelen tot het einde van de tijd (van het oude verbond); in het boek Openbaring werd door een mededienstknecht van Johannes (vermoedelijk Paulus) aan Johannes verteld,

“verzegel de woorden van de profetie van dit boek (Openbaring) niet, want de tijd is nabij.” (Openb 22:10),

ofwel de tijd van het einde van het oude verbond was nabij, stond op het punt van beëindigen, 2000 jaar geleden dus.

Conclusie: Met de “zeventig maal zevenmaal” Jezus verwees naar de profetie van Daniël en Hij vertelde Petrus op dezelfde manier vergevend te zijn, zoals ook God zijn volk 490 jaar de tijd gaf om zich te bekeren. Natuurlijk bedoelde Jezus om tot het uiterste vergevingsgezind te zijn, maar Hij verwees daarbij naar de 490 jaar profetie uit Daniel, om ze te laten zien dat er wel degelijk een punt komt waarop vergeving niet meer mogelijk was – de maat van hun zonden zou vol worden (Matt 23:32). 70 na Christus was de periode van 490 jaar van genade voorbij, en werd met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel het oude verbond met zijn offersystemen verwijderd en het nieuwe verbond definitief ingesteld, paradijs hersteld.