Voleinding der wereld

Mattheus 28:20
En dan zijn we nu gekomen bij de laatste opmerking van Jezus aan het einde van het evangelie van Mattheus,

“En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding van de wereld.” (Matt 28:20)

De uitdrukking “voleinding van de wereld” komen we tegen in drie andere teksten van Mattheus. In de gelijkenis van het onkruid (13:40) en in de gelijkenis van het net (13:49), “zo zal het gaan bij de voleinding van de wereld”, waar verwezen wordt naar het komende oordeel over Israël, en in de “Rede over de laatste dingen” Mattheus 24, “wat is het teken van uw komst en van de voleinding van de wereld.” (vs 3), waar samen met de tweede komst de uitvoering van het oordeel beschreven wordt.

We focussen ons even op Matheus 24:3 en kijken hoe de andere evangelisten reageerden op de voorspelling van Jezus dat van de tempel geen steen op de andere gelaten worden:

“en wat is het teken, wanneer al deze dingen in vervulling zullen gaan?” (Marcus 13:4) en
“En wat is het teken dat deze dingen gaan gebeuren?” (Lucas 21:7)

Wanneer we deze drie verzen met elkaar vergelijken, zien we dat de discipelen ”Zijn komst” en “de voleinding van de wereld” beschouwden als gebeurtenissen die op dezelfde tijd plaatsvonden,

“Zeg ons, wanneer zal dat geschieden en wat is het teken, wanneer al deze dingen in vervulling zullen gaan?” (Marcus 13:4)

En merk op dat in het eerste deel van het vers hij zegt, “wanneer zal dat geschieden?”, hij refereert naar de verwoesting van de tempel. Dan vraagt hij in het tweede deel,

“wat is het teken, wanneer al deze dingen in vervulling zullen gaan?”.

“Het teken van Zijn komst” en “de voleinding van de wereld” zijn dezelfde als “deze dingen” en betreffen de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus. De discipelen hadden maar één ding in gedachten en dat was de verwoesting van de tempel. Met de verwoesting van de tempel, verbonden zij de komst van de Messias en het einde (voleinding) van de wereld, (ook wel einde van de eeuwen genoemd).

Let op dat zij ook de verwoesting van de stad associeerden met het einde van de wereld,

“En wat zal het teken zijn van Uw komst en de voleinding van de wereld? (Matt 24:3, Marcus 13:4 en Lucas 21:7)

De uitdrukking “voleinding der wereld” heeft betrekking op het “einde van de Joodse wereld (de Joodse eeuw).” De discipelen wisten dat de val van de tempel en de verwoesting van de stad het einde betekende van de oude verbondseeuw en de inwijding van een nieuwe verbondseeuw.
Vandaag geloven de mensen dat de tempel wel verwoest is, maar de “voleinding der wereld”nog in de toekomst ligt. Maar Jezus vertelde de discipelen, dat “al deze dingen” vervuld zouden worden nog tijdens hun leven,

“Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbij gaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.” (Matt 24:34)

Bij de Joden was de tijd verdeeld in twee grote perioden, het Mozaïsche tijdperk (eeuw) en het Messiaans tijdperk (eeuw). Ze zagen de Messias als iemand die een nieuwe (toekomstige) wereld zou brengen. Door heel het nieuwe testament zien we de twee eeuwen in contrast met elkaar: “deze eeuw” en “de toekomstige eeuw.” Ook Paulus bevestigde dat het einde van de eeuwen over hen zou komen, de gelovigen uit de eerste eeuw,

“Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde van de (oude verbonds-) eeuw gekomen is.” (1 Kor 10:11)

Terug naar Mattheus 28:20, met de uitdrukking “voleinding van de wereld” wordt dus het einde van de oude verbondswereld (het Mozaïsch tijdperk) mee bedoeld en niet het einde van de fysieke wereld ofwel planeet aarde. En dit tijdperk (de Joodse eeuw) kwam tot het einde met de verwoesting van Jeruzalem en de tempel. Vandaag leven wij, in wat voor de schrijvers van het nieuwe testament, de toekomende eeuw was.

Wij zijn niet langer meer onder het oude verbond, wij leven in de Messiaanse eeuw van het nieuwe verbond. En deze eeuw waarin wij leven zal nooit meer eindigen,

“De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote Herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden,” (Hebr 13:20)

De Bijbel spreekt niet over een eeuw die nog moet komen voor ons. De eeuw waarin wij leven, is een eeuwigdurende eeuw van het nieuwe verbond.

Maar Jezus zou bij hun zijn “tot aan de voleinding van de wereld”, betekent dit dat Hij daarna niet meer bij hun zou zijn? Natuurlijk niet, de opmerking was meer een bemoediging voor de discipelen in hun toekomstige apostolische missie zoals Marcus dat uitlegde in hoofdstuk 16,

“terwijl de Here zou mee werken en het woord zou bevestigen door de tekenen die erop zouden volgen” (Marcus 16:20).

Verder bevestigde de apostel Paulus in zijn brief aan de Efeziërs dat Jezus ook in het komende eeuwen (het nieuwe verbondstijdperk) zijn aanwezigheid in de harten van de gelovigen ten toon zou spreiden,

“6 en heeft… ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, 7 om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen… 10 Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.” (Efez 2:6-10)